Online hulpverlening in de CGG

cgg online hulpverlening

Volgende tekst bevat een aantal ideeën omtrent de ontwikkeling van online hulpverlening op de tweede lijn in Vlaanderen, meer bepaald voor de Centra Geestelijke Gezondheidszorg (CGG).

In de eerste plaats wordt online hulpverlening gesitueerd binnen ‘stepped care’ en ‘matched care’. In Vlaanderen zijn er reeds heel wat initiatieven op de eerste lijn, maar op de tweede en derde lijn zijn er nog veel mogelijkheden die momenteel niet benut worden. In de Centra voor Geestelijke Gezondheidszorg zou online hulpverlening zowel in ‘pure’ als in ‘blended’ vorm kunnen aangewend worden. De implementatie ervan vraagt echter, naast de technische ontwikkeling, het creëren van een draagvlak binnen de CGG. In dit verband worden enkele aanbevelingen geformuleerd.

De volledige tekst kan ook gedownload worden als pdf

Inleiding

Online hulpverlening: ‘matched’ en ‘stepped care’ (getrapte zorg)

Twee principes zijn van belang binnen de gezondheidszorg. Ten eerste is er het ‘matched care’ principe:  elke cliënt/patiënt heeft recht op de juiste behandeling die bij zijn/haar diagnose past en cliënten/patiënten met dringende noden moeten ook zo snel mogelijk bij de juiste hulpverlening terecht kunnen.

Daarnaast is er ook het ‘stepped care’ principe. Dit houdt in dat er niet meer hulp aangeboden wordt dan momenteel aangewezen is. Men maakt de cliënt/patiënt niet meer afhankelijk van de hulpverlening dan strikt nodig voor zijn of haar problematiek. In de hulpverlening wordt daarom best een stapsgewijze zorg voorzien. De grootste groep van patiënten zal voldoende geholpen zijn  met een korte of minder intensieve behandeling, die minimaal ingrijpend is in hun persoonlijke leven. De meer intensieve vormen van therapie worden dan voorbehouden voor een kleinere groep van patiënten met een meer ernstige problematiek.

Online hulpverlening kan perfect aansluiten bij beide principes, wegens het laagdrempelige karakter en de snelle bereikbaarheid van deze hulpvorm voor een groot deel van de bevolking. Online hulpverlening biedt ook mogelijkheden om een rol te kunnen spelen op de verschillende niveaus van het aanbieden van zorg: eerste, tweede en derde lijn.

Online hulpverlening op verschillende niveaus van zorg

Toegankelijke online informatie, zelftests, zelfhulpprogramma’s, crisisinterventie en bespreken van problemen via mail of chat, kunnen bijdragen aan het verbeteren van de eerstelijnszorg. Deze werkwijzen worden trouwens al met succes toegepast door een heel aantal eerstelijnsorganisaties.

Meer langdurige vormen van online begeleiding, mogelijk aan de hand van gestructureerde programma’s, kunnen een bijdrage leveren aan de tweedelijnszorg. Ofwel als effectieve interventie, ofwel door de drempel te verlagen voor andere noodzakelijke zorg.

Online hulpverlening kan op de tweede lijn ook in de ‘blended’ vorm aangewend worden, waarbij online toepassingen dus gecombineerd worden met face-to-face begeleiding. Op dit gebied zijn er mogelijkheden in het voortraject (periode tussen intake en start van de begeleiding), tijdens en na de effectieve individuele begeleiding of behandeling (zie verder).

De ‘blended’ online hulpverlening zou op een gelijkwaardige wijze een rol kunnen spelen in de derdelijnszorg, zowel tijdens als na een behandeling. In sommige gevallen zal de ‘pure’ online hulpverlening ook kunnen gebruikt worden in het kader van ‘nazorg’ of ‘verdergezette behandeling’.

Stand van zaken in Vlaanderen

Eerste lijn

Op de eerste lijn zijn er in Vlaanderen reeds heel wat organisaties actief. Dikwijls begonnen zij als een telefonische hulpdienst, maar hebben zij gaandeweg hun aanbod uitgebreid via informatieve websites,  internetfora, blogs, aanwezigheid op ‘social networks’ en hulpverlening via e-mail en chat. Vooral online hulp via chat blijkt de drempel voor de jongere populatie te verlagen.

Het betreft hier organisaties zoals Tele-Onthaal, het Centrum ter Preventie van Zelfdoding, JAC-online, de Kinder- en Jongerentelefoon, Slachtofferchat, De DrugLijn, Boysproject, de Holebi lijn, Teleblok en Child Focus, die allemaal deel uitmaken van OHUP (Online Hulpverlening Uitwisselings Platform).

Ook online zelftests en zelfhulpprogramma’s bieden mogelijkheden voor de eerstelijnswerking. Zoals op o.a. volgende websites: ‘fitinjehoofd.be’, ‘kleurjeleven.be’, ‘plukjegeluk.be’, ‘stopsmokingcoach.eu’, en de cannabis en cocaïne zelfhulp op ‘druglijn.be’.

Zelfhulpprogramma’s staan ofwel volledig op zichzelf (dus werken zonder tussenkomst van een hulpverlener), of vallen onder de categorie ‘begeleide zelfhulp’. Bij deze laatste categorie is er inbreng van een hulpverlener die als een ‘coach’ optreedt. Hierbij wordt meestal niet inhoudelijk ingegaan op wat een deelnemer brengt, maar wordt de deelnemer vooral aangemoedigd om opdrachten uit te voeren of om het programma verder te zetten. Indien nodig wordt de deelnemer ook doorverwezen naar meer gepaste hulp.

We stellen vast dat deze projecten en programma’s een brede waaier aan doelstellingen combineren. Naast de klassieke doelstellingen van de eerste lijn werken ze immers ook aan maatschappelijke sensibilisering, verminderen van  stigma en/of preventie van (mentale) gezondheidsklachten. Ze bereiken immers  grote groepen en blijken ondanks een relatief beperkte inspanning toch zeer effectief te kunnen zijn. Daarnaast bieden bepaalde programma’s ook al vormen aan van hulpverlening aan die we ‘vroege interventie’ zouden kunnen noemen en daardoor sterker aanleunen bij de tweede lijn.

Voor de eerste lijn dringen er zich duidelijke noden op:

  1. het beter afstemmen van de verschillende initiatieven onderling (een soort portaal site voor de burger),
  2. een goede integratie van de initiatieven en een gerichte doorverwijzing en
  3. kwaliteitsbewaking (hoe kunnen we de kwaliteit garanderen van het hulpaanbod en de programma’s?)

Tweede lijn

Op de tweede lijn, meer bepaald bij de CGG, is online hulpverlening nog grotendeels onbestaand in Vlaanderen.  Voor zover we weten bieden enkel ‘alcoholhulp.be’ en ‘cannabishulp.be’ online hulpverlening op langere termijn.

Beide websites zijn zelf opgebouwd volgens de principes van ‘stepped care’ en bestaan uit een informatief gedeelte met zelftest, een geautomatiseerd online zelfhulpprogramma en een programma met online begeleiding door een professionele hulpverlener.

Mogelijkheden van online hulpverlening op de tweede lijn

Online hulpverlening kan op de tweede lijn zowel in ‘pure’ vorm, als in ‘blended’ vorm benut worden.

In ‘pure’ online vorm

De belangrijkste voordelen van volledige online behandelingen zijn ondertussen bekend. Ze zijn zeer laagdrempelig, kunnen anoniem aangeboden worden, zijn onafhankelijk van tijd en plaats, bereiken nieuwe doelgroepen en kunnen mensen in problemen vaak sneller bereiken. In het laatste geval betekent dit dikwijls dat ambulante face-to-face zorg kan vermeden worden.

Deze laagdrempelige hulpverlening kan op zijn beurt  in een getrapte vorm aangeboden worden. In eerste plaats door overzichtelijke informatie aan te bieden die toegankelijk is voor een breed publiek. Ondanks een veelgehoorde bewering dat internetgebruikers weinig of niets zouden lezen online, blijkt het tegendeel dikwijls waar. Het klopt dat veel websitebezoekers zich bij een eerste bezoek beperken tot het oppervlakkig ‘scannen’ van een website.  Wanneer ze echter op zoek zijn naar informatie die betrekking heeft op hun problemen, dan zullen ze terugkomen en gaandeweg meer lezen als ze kernwoorden gezien hebben die aansluiten bij wat ze zoeken.

Naast informatie kunnen er zelftests aangeboden worden, die onmiddellijk feedback genereren.

Een tweede trap kan bestaan uit een geautomatiseerd zelfhulpprogramma, ofwel zonder enige tussenkomst van een hulpverlener, ofwel als ‘begeleide zelfhulp’ waarbij de inbreng van een hulpverlener zich grotendeels beperkt tot ‘coaching’.

De derde trap kan bestaan uit een effectieve online begeleiding op basis van een programma. Hierbij zullen tussenkomsten van hulpverleners zich niet beperken tot louter ‘coaching’, maar kan er meer ingespeeld worden op inhouden die een cliënt brengt en deze in evenwicht brengen met de taakgerichtheid van een programma. In dit kader kan een therapeutische relatie ontstaan die vergelijkbaar is met een face-to-face context (zie ook verder). Communicatie tussen hulpverlener en cliënt kan plaatsvinden via chat, e-mail of online berichten.

De ‘pure’ online hulpverlening kan zich toespitsen op duidelijk omschreven probleemgebieden, zoals bijvoorbeeld depressie, angstklachten, verslaving, ADHD, autisme, psychotische stoornissen, enz.  Ofwel zal uit de praktijk blijken dat de geboden hulp voldoende is om deelnemers op eigen kracht verder te laten gaan, ofwel kan het efficiënte verwijzing naar ambulante of residentiële hulp mogelijk maken.

Deze vorm van online werken kan naast de inbreng van professionele hulpverleners ook gebruik maken van afgeschermde (en gemodereerde)  internetforums, waar cliënten die online in behandeling zijn anoniem met elkaar contacten kunnen onderhouden. De praktijk wijst ondertussen uit dat dit voor veel deelnemers aan online programma’s een extra ondersteuning en motivatie betekent. Het biedt immers de mogelijkheid tot ‘lotgenotencontact’ op afstand.

Trap 1 en 2 kunnen in praktijk een overlapping betekenen met online preventie of eerstelijns gezondheidszorg. Wanneer deze reeds op dit gebied actief zijn is het natuurlijk niet nodig om opnieuw hetzelfde te gaan doen. Er kunnen dan afspraken gemaakt worden om de verschillende online activiteiten op elkaar af te stemmen en doorstroming mogelijk te maken tussen de verschillende initiatieven. Regelmatig krijgen eerstelijns hulpverleners nu reeds de vraag van cliënten of het niet mogelijk is om een langduriger online traject te volgen. Een aantal hulpvragers blijkt dus bewust voor online hulpverlening te kiezen, ook wanneer dit van langere duur is.

Om de bereikbaarheid van deze online hulpverlening te verzekeren kan ze best aangeboden worden via aparte websites, die geoptimaliseerd  moeten worden voor zoekmachines. Het is immers van belang dat ze vlot kunnen gevonden worden door potentiële hulpvragers via het intypen van relevante zoektermen.

Online hulpverlening in deze vorm vraagt wel dat er (extra) professionele hulpverleners beschikbaar zijn die getraind zijn en die dit aanbod in praktijk kunnen uitvoeren. Het kan niet overgelaten worden aan hulpverleners die nu reeds een volledig takenpakket uitvoeren via face-to-face contacten.

In ‘blended’ vorm

‘Blended’ wil zeggen een combinatie van face-to-face gesprekken met online toepassingen. Op dit gebied zijn er tal van mogelijkheden denkbaar tijdens verschillende stadia van de begeleiding of behandeling.

Ideaal zou zijn om gebruik te kunnen maken van een modulair opgebouwd geheel van online applicaties. Dit geheel kan bestaan uit:

  • Eenvoudige hulpmiddelen die frequent gebruikt worden binnen allerlei behandelingen. Bijvoorbeeld: psycho-educatieve teksten, vragenlijsten en tests, inventaris van levensgebieden, bijhouden van een dagboek, registratiedagboeken, stemmingsmeters, samenstellen van een levenslijn, enz.
  • Algemene modules die ruim toepasbaar zijn op cliënten met diverse problemen. Bijvoorbeeld modules gericht op: activering, slaapproblemen, voelen en denken, sociale vaardigheden, stoppen met piekeren, enz.
  • Volledig online uitgewerkte protocollaire behandelingen rond duidelijk omschreven probleemgebieden (depressie, fobie, gegeneraliseerde angst, verslaving, ADHD, autisme, boulimie, enz.).

Bovenstaand modulair geheel kan ondergebracht worden op één server, waardoor verschillende organisaties gebruik kunnen maken van het aanbod van applicaties, terwijl ze de data van hun cliënten op aparte en afgeschermde delen van deze server kunnen opslaan.

Hulpverleners zullen dan eenvoudige applicaties kunnen gebruiken, of een uitgewerkte protocollaire behandeling kunnen aanbieden of een online programma kunnen samenstellen op maat van hun cliënt. De hulpverlener kan dan beslissen op welk tempo verschillende opdrachten worden aangeboden en/of  het programma  vervolgens aanpassen naarmate de cliënt en de behandeling evolueren.

Tijdens het voortraject

In het voortraject, de periode tussen intake en de effectieve begeleiding of behandeling, zou er informatie en psycho-educatie kunnen aangeboden worden via internet. Er  kan aan de cliënt gevraagd worden om gestandaardiseerde vragenlijsten of eenvoudige tests in te vullen, waarbij deze reeds feedback krijgt die later face-to-face kan besproken worden. In principe zouden deze resultaten ook rechtsreeks in een dossier kunnen opgeslagen worden, wat tijdsbesparing oplevert voor de hulpverlener.

In het geval de periode tussen intake en de start van een effectieve begeleiding lang duurt zou er aan sommige cliënten voorgesteld kunnen worden om ondertussen reeds met een registratiedagboek te beginnen of enkele voorbereidende opdrachten uit te voeren. Deze activiteiten zijn expliciet niet bedoeld om ‘de tijd op te vullen’, maar kunnen reeds de eerste stappen zijn in de richting van meer zelfredzaamheid.

Tijdens de face-to-face begeleiding of behandeling

Hier kan gebruik gemaakt worden van eenvoudige toepassingen, of van een protocollair programma of van een programma ‘op maat’ dat een ‘rode draad’ vormt  doorheen de behandeling. De geautomatiseerde opdrachten kunnen de zelfredzaamheid bij de cliënt verhogen en onmiddellijk feedback genereren. Er komt tegelijkertijd meer tijd vrij om tijdens de persoonlijke contacten bepaalde aspecten verder uit te diepen of om andere thema’s te bespreken die relevant zijn voor de cliënt. Het online programma zorgt ervoor dat een onderliggende structuur aangehouden wordt, zowel voor de cliënt als voor de hulpverlener. Het kan hulpverleners die minder vertrouwd zijn met een bepaalde problematiek tevens meer houvast bieden.

Bij sommige cliënten, die bijvoorbeeld sociaal nog goed geïntegreerd zijn, zou een groter gedeelte van de behandeling volledig online kunnen verlopen. Terwijl de cliënt vorderingen maakt kan de hulpverlener dit online opvolgen en via online berichten feedback en aanwijzingen geven. Volgens behoefte kunnen dan op afgesproken tijdstippen face-to-face contacten plaatsvinden om te evalueren, bepaalde thema’s door te praten, enz. Bij deze manier van werken zullen hulpverleners minder tijd verliezen door ‘no shows’ en zullen ze meer cliënten kunnen opvolgen met een kleinere tijdsinvestering. Bij deze werkwijze moet wel afgewogen worden of dit in het belang van de cliënt is. Tijdsbesparing alleen mag nooit de enige doelstelling zijn.

Er kunnen in de tussenliggende periodes ook ‘reminders’ verstuurd worden naar cliënten via automatische mailberichten of via sms. Bijvoorbeeld om eraan te herinneren dat medicatie tijdig moet genomen worden, om korte adviezen te geven of om te herinneren aan opdrachten of oefeningen die nog uitgevoerd moeten worden.

Bovenstaande methodieken kunnen nog verder aangevuld worden door bepaalde cliëntengroepen toegang te geven tot afgeschermde (en gemodereerde) forums, waardoor ze anoniem met elkaar contact kunnen nemen, net zoals bij de ‘pure’ online hulpverlening.

Na de begeleiding of behandeling

Ook in het kader van ‘nazorg’ of ‘verdergezette behandeling’ biedt internet mogelijkheden. Zeker wanneer het problematieken betreft die ‘chronisch’ zijn of een terugkerend patroon vertonen. Denken we maar aan verslaving, aanslepende sociale problemen  of psychotische stoornissen. Ook al is het dikwijls een goede zaak dat begeleidingen of behandelingen niet eindeloos blijven aanslepen, toch hebben veel cliënten dikwijls nood aan langdurige ondersteuning (soms permanent, soms episodisch).

Online informatie, psycho-educatie, dagboeken of opdrachtmodules zijn permanent beschikbaar en de cliënt kan er telkens gebruik van maken wanneer daar behoefte aan is. Eventueel kan er online contact gehouden worden met een hulpverlener. Of er kan steun gezocht worden bij ‘lotgenoten’ via een afgeschermd forum dat gemodereerd wordt door een hulpverlener.

De therapeutische relatie binnen online hulpverlening

Online communicatie is in toenemende mate gemeengoed aan het worden bij steeds meer mensen in onze samenleving.  Sommige aspecten ervan maken waarschijnlijk deel uit van een ‘hype’, die op termijn ook weer zal uitdoven. Het punt is echter niet om via online hulpverlening mee te doen aan welke ‘hype’ dan ook. De eerste ervaringen leren dat online hulpverlening een wezenlijke bijdrage kan leveren aan het verbeteren, toegankelijker maken, uitbreiden en in sommige gevallen ook efficiënter maken van de geestelijke gezondheidszorg.

Bij online hulpverlening wordt dikwijls gebruik gemaakt van een protocollaire aanpak, meestal gebaseerd op cognitief-gedragstherapeutische technieken die ‘evidence based’ heten te zijn. Dit kan verkeerdelijk de indruk wekken dat therapie gereduceerd wordt tot een soort ‘eenheidsworst’, waarbij cliënten als gedresseerde schapen doorheen een parcours moeten geleid worden, door therapeuten die de rol van herdershonden op zich nemen. De praktijk wijst ook hier weer uit dat dit niet overeenstemt met de realiteit.

Over het algemeen brengen cliënten naast hun klachten nog andere persoonlijke thema’s ter sprake, meestal veel sneller en directer dan bij face-to-face contacten.  Het gaat dan om relationele moeilijkheden, traumatische ervaringen en emotionele problemen van allerlei aard. De hulpverleners zullen hier altijd aandacht aan besteden en minstens een ‘luisterend oor’ bieden. Tegelijkertijd is het een kwestie om de deelnemers ook voldoende taakgericht te houden, rekening houdend met de evolutie die ze doormaken. In de overgrote meerderheid van de gevallen ervaren de hulpverleners dat er een ’therapeutische relatie’ tot stand komt, vergelijkbaar met deze tijdens face-to-face contacten. Zoals bij face-to-face contacten hanteren hulpverleners hierbij een eigen ‘stijl’, gedeeltelijk gebaseerd op hun therapeutische achtergrond (die niet noodzakelijk cognitief-gedragstherapeutisch is).

Online communicatie vraagt een andere aanpak en andere vaardigheden dan gewone  face-to-face begeleidingen. Eén van de belangrijkste verschillen is dat online communicatie doorgaans  niet via gesproken taal, maar schriftelijk plaatsvindt.  Naast een aantal nadelen (zoals het ontbreken van non-verbale communicatie, lichaamshouding, enz.) heeft dit ook voordelen.  Over het algemeen is het een minder  ‘vluchtige’  manier van communiceren dan een mondeling gesprek.  De cliënt leest wat de hulpverlener zegt, denkt er over na, reageert en kan nalezen wat hij zelf geschreven heeft.   Op zich kan iets neerschrijven voor een cliënt al een therapeutische waarde hebben.

De  hulpverlener moet enerzijds veel aandacht schenken aan het overbrengen van een boodschap, anderzijds zijn er  ook meer mogelijkheden om na te denken over constructieve en gepaste interventies  (parafraseren, confronteren, …) die ideaal aansluiten bij de beleving van de cliënt op dat moment.  Ook tijdens een chatgesprek bijvoorbeeld kan alles wat reeds geschreven werd, herlezen worden.  Daardoor is het makkelijker om aan de cliënt tentatief terug te geven wat eigenlijk reeds vervat zat in wat de cliënt zelf heeft geschreven en aldus te werken aan zijn of haar motivatie, inzicht en probleemoplossend vermogen.

Een cognitief-gedragstherapeutisch programma kan dus wel een ‘rode draad’ vormen doorheen een online begeleiding, maar het dient gezegd dat de rol van de hulpverlener zich niet beperkt tot het louter ‘coachen’ van cliënten. M.a.w.  hulpverleners moeten meer doen dan er enkel voor zorgen dat alle opdrachten uitgevoerd worden. Het zou ook geen goede zaak zijn om het programma te laten primeren op de ingesteldheid van een deelnemer. De hulpverleners moeten dus voortdurend balanceren tussen het ingaan op wat de cliënt brengt, de motivatie tot verandering ondersteunen en de cliënt zo veel mogelijk ‘successen’ laten behalen.

Implementeren van online hulpverlening op de tweede lijn

Het implementeren van online hulpverlening in zijn diverse vormen, overstijgt het louter ontwikkelen van technische applicaties binnen een modulair systeem en deze integreren in een website. Op alle niveaus van een hulpverleningsorganisatie zal immers een draagvlak moeten gecreëerd worden om de online toepassingen op een zinvolle en doelgerichte wijze te gaan gebruiken. Dit begint bij het faciliteren van deze ontwikkelingen door de inrichtende overheden.

Binnen de uitvoerende  organisaties zelf zal dit draagvlak organisch moeten groeien. Het invoeren van online hulpverlening is immers een geheel nieuwe manier van werken die niet zomaar van buitenaf kan opgelegd worden, want dat zal enkel weerstand creëren die zal uitmonden in een mislukking van het hele opzet. In eerste plaats zal het bestuur van een organisatie tot het besluit moeten komen dat online hulpverlening voordelen biedt, zoals het beter bereiken van de doelgroep, het bereiken van nieuwe doelgroepen, het effectiever maken van de hulpverlening in het kader van ‘stepped care’ of het efficiënter maken van de werking.

Binnen een organisatie is dan de volgende stap het opzetten van een werkgroep die gaat ‘brainstormen’, doelstellingen formuleert en actieplannen maakt. In eerste instantie doet men hierbij best eerst beroep op medewerkers die reeds gewonnen zijn voor de mogelijkheden van online hulpverlening en die als voortrekkers kunnen optreden. Vragen die hierbij aan bod kunnen komen zijn o.a.:

  • Hoe kan online hulpverlening onze werking verbeteren?
  • Welke doelgroepen, of een deel hiervan, kan hier baat bij hebben?
  • Hebben we nood aan ‘pure’ online hulpverlening of ‘blended’ hulpverlening of een combinatie van beide?
  • Wie zal het concreet gaan uitvoeren?
  • Welke ondersteuning of opleiding hebben we hierbij nodig?
  • Wat zijn eventuele kosten?
  • Welke organisatieverandering brengt dit met zich mee?

Wanneer het gaat over de implementering van online hulpverlening in de volledige sector van de tweedelijns hulpverlening zouden vanuit deze werkgroepen in de verschillende organisaties ook mensen kunnen afgevaardigd worden om deel te nemen aan meer gespecialiseerde werkgroepen die het hele werkveld omvatten. In deze gespecialiseerde werkgroepen kan kennis en expertise worden samengebracht om bepaalde topics verder uit te werken. Bijvoorbeeld een werkgroep ‘depressie’ kan nagaan welke online tools bruikbaar zouden kunnen zijn bij het begeleiden of behandelen van depressieve klachten. Zij zouden ook kunnen nagaan wat aan bod kan komen in een volledig uitgewerkt online programma rond depressie. Hierbij kan zeker ook beroep gedaan worden op expertise vanuit organisaties die reeds ervaring hebben met online werken (zowel op de eerste en tweede lijn, als eventueel buitenlandse organisaties).

Omdat online hulpverlening nieuw is voor de meeste tweedelijns hulpverleners kan het in veel gevallen aanbevolen zijn om geleidelijk tewerk te gaan en niet ‘full blown’ te gaan implementeren. Bijvoorbeeld door te starten met handige algemene online tools die een ondersteuning kunnen vormen bij de reeds bestaande face-to-face werking. Wanneer medewerkers hier voordelen van ondervinden zullen ze sneller bereid zijn om ook meer uitgebreide hulpmiddelen, zoals een volledig programma, in overweging te nemen. Wanneer de ‘blended’ vorm ingeburgerd geraakt, komt er mogelijk interesse om ook volledig online te gaan werken.

Het kan ook andersom. Binnen CAD-Limburg en Drughulp Kempen bijvoorbeeld, die ‘pure’ online programma’s in hun werking geïntegreerd hebben, ontstaat er net daardoor interesse bij andere hulpverleners om de mogelijkheden ook in ‘blended’ vorm te gaan toepassen.

Het verdient eveneens aanbeveling om met ‘pilootprojecten’ van start te gaan en te leren vanuit de ervaring die men hierbij opdoet. In de tweedelijnszorg bestaan er bijvoorbeeld  twee volledige online projecten in het kader van alcohol- en drughulpverlening, nl. ‘alcoholhulp.be’ en ‘cannabishulp.be’. Momenteel worden hierbij de eerste stappen gezet om deze programma’s ook op ‘blended’ wijze te gaan gebruiken in meerdere ambulante drughulpverleningsorganisaties. Ook bij ‘kleurjeleven.be’ wordt in enkele CGG’s reeds ‘blended gewerkt. Op termijn zal het ook mogelijk worden dat deze organisaties enkele van hun hulpverleners ‘puur’ online laten werken (wanneer ze daarvoor financiële middelen krijgen). Een regionale inbedding kan immers voordelen bieden op gebied van efficiënte verwijzing, wanneer dit nodig zou zijn. In bijlage vindt men een meer uitgebreide beschrijving over de ontwikkeling van Alcoholhulp en Cannabishulp en de implementering ervan.

Vanzelfsprekend zal voor de medewerkers die gebruik gaan maken van online hulpmiddelen opleiding en de mogelijkheid tot intervisie moeten voorzien worden. Dit zijn essentiële voorwaarden om online werking in welke vorm dan ook te laten groeien binnen een organisatie. Hierbij gaat het niet enkel om het leren werken met de applicaties, maar ook om online vaardigheden onder de knie te krijgen, zoals ‘online lezen en schrijven’,  en mail- of chatmethodiek.

Er zal na verloop van tijd aandacht moeten besteed worden aan de bekendmaking van de online werking bij de doelgroepen. Wanneer een volledig online project wordt uitgewerkt bijvoorbeeld, stopt het werk niet bij het louter online zetten van een website en dan te wachten tot cliënten deze zullen vinden en gaan gebruiken. Verder vraagt een website ook regelmatig om onderhoud en updates.

Het zou een goede zaak zijn wanneer de verdere implementatie van online hulpverlening  kan gekoppeld worden aan wetenschappelijk onderzoek. Vanuit de wetenschappelijke wereld bestaat hier zeker interesse voor. Naast gedegen effectiviteitsonderzoek op langere termijn, kan er ook een meer inhoudelijke analyse plaatsvinden. Volgende vragen zouden kunnen gesteld worden:

  • Wat zijn de werkzame principes en hoe kunnen deze mogelijk nog verbeterd worden?
  • Welke hulpvragers zijn vooral gebaat met een online aanbod en welke niet?
  • Zijn er nog andere therapeutische interventies mogelijk, die momenteel nog niet aangewend worden?
  • Enzovoort…

Tenslotte is het ook interessant om cliënten  of patiëntenverenigingen te bevragen rond de mogelijkheden van online hulpverlening. Welke verwachtingen hebben ze in dit verband en wat zijn mogelijke valkuilen? Voor een aantal cliënten zal online hulpverlening hoe dan ook geen optie zijn. In ieder geval kunnen we er nu al vanuit gaan dat cliënten nooit mogen gedwongen worden om gebruik te maken van online hulpverlening, en dat er steeds keuzevrijheid moet bestaan over de wijze van hulpverlening.

Enkele voorstellen

Op het huidige punt van de ontwikkeling zijn er drie aangrijpingspunten om de online hulpverlening op de tweede lijn, en meerbepaald bij de CGG, van start te laten gaan.

Op de eerste plaats kan gedacht worden aan de oprichting van werkgroepjes binnen de verschillende CGG’s die online toepassingen willen gaan gebruiken. Hierin kunnen mensen samenkomen die reeds geïnteresseerd zijn in de mogelijkheid van online werken. Deze werkgroepen zouden natuurlijk kunnen geïnspireerd worden door studiedagen of workshops rond online hulpverlening, waarbij een overzicht geboden wordt van de mogelijkheden, reeds bestaande toepassingen gedemonstreerd worden of waar kennis kan gemaakt worden met mail- en chatmethodieken. In een volgend stadium kunnen vertegenwoordigers van die werkgroepen afgevaardigd worden in meer overkoepelende werkgroepen die topics uitwerken rond: eenvoudige hulpmiddelen,  algemene modules die toepasbaar zijn op verschillende probleemgebieden, en uitgewerkte protocollaire behandelingen.

Moest er besloten worden om specifieke online applicaties te ontwikkelen op basis van de verzamelde kennis in de werkgroepen, dan is het grote voordeel dat deze op een gemeenschappelijk platform kunnen geplaatst worden. Hierdoor kunnen alle CGG’s er gebruik van maken wanneer dit aansluit bij hun doelstellingen, en wanneer ze er klaar voor zijn. Het betekent ook dat de kosten van de ontwikkeling, het onderhoud en eventueel opleiding kunnen gedeeld worden.

Zoals reeds eerder vermeld eindigt het verhaal niet bij de techniek. Een effectieve implementatie zal moeten gepaard gaan met de nodige opleiding, training en intervisie.

Op de tweede plaats

kan er geconsolideerd, en eventueel verder uitgewerkt worden wat reeds bestaat. We denken dan aan de online programma’s van KleurJeLeven, Alcoholhulp en Cannabishulp. Deze programma’s hebben hun waarde reeds bewezen (wat niet willen zeggen dat ze niet meer kunnen verbeterd worden).

‘Psychische stoornissen’ blijken de belangrijkste aanmeldingsklacht te zijn in de Vlaamse CGG’s, ‘verslavingsproblemen’ de tweede belangrijkste bij volwassen mannen. Zie hiervoor:
www.zorg-en-gezondheid.be/Cijfers/Zorgaanbod-en-verlening/Geestelijke-gezondheidszorg/Met-welke-problemen-komen-clienten-naar-een-CGG/

Bij volwassen vrouwen wordt ‘stemmingsstoornissen’ als belangrijkste diagnose gesteld. Het behandelaanbod in de CGG bestaat echter bijna uitsluitend uit individuele face-to-face therapie. Nochtans kunnen online behandeltrajecten, naast groepsbegeleidingen of –behandelingen, doeltreffende en kosten-efficiënte alternatieven bieden. Zeker bij lichte of matige depressieve klachten. KleurJeLeven kan bovendien ‘blended’ toegepast worden bij ernstige depressies of bij meer gecompliceerde problematieken.

Als we er rekening mee houden dat ‘verslavingsproblemen’ de tweede belangrijkste aanmeldingsproblematiek zijn bij volwassen mannen in de Vlaamse CGG’s, en ‘aan een middel gebonden stoornis’ zelfs de belangrijkste diagnose is bij volwassen mannen, dan zijn er zeker mogelijkheden op dit terrein. De online hulpverlening bij Alcoholhulp en Cannabishulp was tot nu toe mogelijk dankzij de welwillende steun van het ‘Verslavingsfonds’ (FOD Volksgezondheid) en het RIZIV. Het was echter nooit de bedoeling van deze instanties om structurele financiering te voorzien op langere termijn. Beide programma’s kunnen daarenboven niet alleen ‘puur’ online aangewend worden, maar ook in de ‘blended’ vorm.

Mogelijk bestaan er nog andere online toepassingen (zelftests, vragenlijsten, dagplanners, psycho-educatie,…) op de tweede lijn die door meerdere CGG’s zouden kunnen gebruikt worden.

Online toepassingen bieden mogelijk ook een oplossing voor de hoge drempel die vaak ervaren wordt bij psychotherapie en voor de lange wachttijden. Ze kunnen verder een rol opnemen bij preventie van meer ernstige klachten of van herval.

Op de derde plaats kan er een verkenning plaatsvinden van de mogelijkheden om aan te sluiten bij reeds bestaande online initiatieven en toepassingen op de eerste lijn. Valt bijvoorbeeld ‘Kleur je leven’ uit te bouwen tot een effectief begeleidingsprogramma, zijn er mogelijkheden om dit programma in een ‘blended’ vorm te gebruiken? Is het aanbod van zelftests en opdrachten op ‘Fit in je hoofd’ bruikbaar op de tweede lijn en kan er ‘blended’ mee gewerkt worden? Kunnen de zelftests van De DrugLijn aangewend worden binnen het motivationeel werken tijdens een face-to-face begeleiding? Enzovoort.

Wat betreft opleiding, training en intervisie kan mogelijk ook beroep gedaan worden op de know-how van enkele eerstelijnsorganisaties (zoals Tele-onthaal, JAC-online, zelfmoordlijn en KJT) . Het zou trouwens een goede zaak zijn als de tweede lijn zijn online werking kan laten aansluiten op datgene wat reeds op de eerste lijn gebeurd. Vooral  wat betreft efficiënte verwijzing van hulpvragers die bewust kiezen voor online hulpvormen.

Welke doelgroepen? Bij het introduceren van online hulpmiddelen op de tweede lijn kan rekening gehouden worden met de doelgroepen die nu reeds beroep doen op het CGG aanbod. Naast verslavingsproblemen zijn bijvoorbeeld stemmingsstoornissen een belangrijk topic, vooral bij volwassen vrouwen.  Een vierde van het CGG cliënteel bestaat uit jongeren onder de 18 jaar, met diverse problemen. Het moet zeker mogelijk zijn om voor hen online hulpmiddelen in te schakelen, aangezien deze gemakkelijk kunnen aansluiten bij hun leefwereld, als zogenaamde ‘digital natives’.

Als we dus rekening houden met datgene wat reeds bestaat online en met de grootste doelgroepen binnen de geestelijke gezondheidszorg, dan zijn er drie pilootprojecten rond belangrijke topics denkbaar, namelijk rond: stemmingsstoornissen, middelenmisbruik en problemen bij jongeren. De concrete invulling hiervan zal afhangen van wat er uit het overleg binnen de verschillende werkgroepen tevoorschijn komt, en wat praktisch en financieel mogelijk is.

Herwig Claeys
Psycholoog CAD-Limburg
Coördinator en medeontwikkelaar van Alcoholhulp / Cannabishulp

Debora Vansteenwegen
PhD Psychologie en directeur ISW Limits

Met medewerking van Tim Vos
Psycholoog – online  hulpverlener Drughulp Kempen

Download bovenstaande tekst als pdf

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *