Onderzoek drugsbeleid in België

Onlangs werd het rapport ‘Drugs in Cijfers III’ aan de pers voorgesteld. Opvallend was dat alcohol het grootste deel van het budget opslokt. In een aantal persberichten rond deze kwestie kwam echter onvoldoende tot uiting dat het meer bepaald hospitalisaties naar aanleiding van alcoholproblemen zijn, die bijna 60% van het totaalbedrag (tabak uitgezonderd) voor hun rekening nemen. Ter vergelijking: 1,36% wordt aan preventie besteed.

Is het Belgische drugsbeleid in hetzelfde bedje ziek als de Belgische jeugdzorg? Een overinvestering in bepaalde residentiële zorg, ten nadele van preventie en ambulante hulpvormen?

Het onderzoek werd uitgevoerd door het IRCP (een onderzoeksgroep van de UGent) in opdracht van BELSPO. In het onderzoek werd gepeild naar de overheidsuitgaven op gebied van drugsbeleid in 2008. Voor het eerst werd ook rekening gehouden met legale drugs zoals alcohol, tabak en slaap- en kalmeringsmiddelen.

Cijfers

In 2008 bedroeg de totale uitgave voor het drugsbeleid in België 975.085.793 euro. Het grootste deel hiervan werd gedragen door de federale overheid. Vlaanderen, Wallonië en Brussel zorgden voor 2,3%, provincies voor 0,15%, steden en gemeentes voor 0,28% van de totaalsom.

De uitgave voor het tabaksbeleid bedroeg 11.517.110 euro.  In de volgende jaren zullen er zich verschuivingen voordoen in de besteding van dat bedrag ten gunste van de pijler ‘hulpverlening’, wegens de RIZIV tegemoetkoming voor rookstopbegeleiding. Toch blijft de pijler ‘veiligheid’ nog steeds de grootste (o.a. door de aanzienlijke kost van de rookverbodcontroles in de horeca).

Uitgaven alcohol, psychoactieve medicatie en illegale drugs

Hier werd 963.568.683 euro uitgegeven. Waarbij de pijler ‘hulpverlening’ 76,50% van de middelen toebedeeld kreeg. Bij nader toezien ging het grootste gedeelte hiervan naar ziekenhuisopnames die alcoholgerelateerd zijn (van fysieke ontwenning tot langdurige behandeling), namelijk 57,41% van het totale budget. Wat betekent dat er voor de overige hulpverlening nog 19,09% overblijft. Het betreft hier o.a. ambulante begeleidingen, substitutiebehandelingen voor heroïne, therapeutische gemeenschappen en ziekenhuisopnames voor andere drugs dan alcohol.

De tweede grootste uitgavenpost is ‘veiligheid’ (opsporing. straftoewijzing, enz.),  met 21,67% van het totale budget.

De pijler ‘preventie’ krijgt slechts 1,24% toebedeeld. Aan ‘harm reduction’ (spuitenruil, pill testing, peer support bij het uitgaan) wordt 0,35% uitgegeven.

drugsbeleid cijfers

 

Conclusies van de onderzoekers

  • De klemtoon van het drugsbeleid moet meer op preventie liggen. In de eerste plaats op preventie voor psychoactieve medicatie en alcohol.
  • Het grootste deel van het budget voor hulpverlening gaat op aan hospitalisaties voor alcoholafhankelijkheid.
  • Er worden te weinig middelen besteed aan drughulpverlening in gevangenissen.
  • Harm reduction wordt ondergefinancierd, ondanks de bewezen effectiviteit.
  • De grootste stijging van uitgaven tussen 2004 en 2008 bleek te noteren in de pijler ‘veiligheid’.  Deze bestaat hoofdzakelijk uit overheidsuitgaven voor opsporing (bijna 70%), specifiek gericht op de vraagzijde (de gebruikers dus).
  • Op sommige niveaus is er onvoldoende transparantie in de subsidiestromen. Organisaties worden gefinancierd via een wirwar van kanalen, budgetposten en departementen. Veel uitgaven zijn bovendien afhankelijk van projectfinanciering, wat continuïteit en efficiënte op langere termijn verhinderd.

Bedenkingen

  • Ondanks de goede intenties van de Beleidsnota Drugproblematiek van 2001, waarbij een belangrijke klemtoon op preventie werd gelegd, wijst de realiteit dus nog steeds op een ‘omgekeerde wereld’. Er wordt bijzonder veel uitgegeven aan ziekenhuisopnames, vooral in verband met alcohol. Ondanks het feit dat hospitalisaties steeds nodig zullen zijn, kunnen ze beter tot een minimum beperkt worden ten voordele van andere hulpvormen die minder kostelijk zijn en minder radicaal ingrijpen in de persoonlijke levenssfeer van zorgvragers.
  • Verschillende onderzoeken wijzen er trouwens op dat er tussen residentiële en ambulante behandeling geen verschil blijkt te bestaan, wat betreft middelengebruik en het volgen van nazorg door cliënten (Autrique et al., 2007; Rigter et al., 2004; van Gageldonk, Ketelaars & van Laar, 2006). M.a.w. dure en langdurige kliniekopnames zijn daarom niet effectiever. In de sector zelf benoemt men een bepaalde groep patiënten niet voor niets als ‘draaideurpatiënten’.
  • De huidige ontwikkelingen binnen ‘artikel 107’ kunnen een aanzet betekenen om het roer om te gooien. Het is immers de bedoeling om de middelen van de residentiële zorgverlening te heroriënteren naar (ambulante) alternatieve zorgvormen. Dit moet op termijn resulteren in een hulpverlening die beter is afgestemd op de zorgnoden. Dit zowel voor nieuwe patiënten in crisis, als voor langdurig zorgafhankelijke patiënten (zoals mensen met een chronisch verslavingsprobleem).
  • Er zijn zeker grotere investeringen nodig voor het preventiebeleid voor psychoactieve medicatie en alcohol. We weten dat er in België een grote groep medicatieafhankelijken bestaat, die door de huidige hulpverlening amper bereikt wordt. Gerichte preventie, en mogelijk ook laagdrempelige online hulpvormen, kunnen hier verandering in brengen. Wat preventie voor alcohol betreft, deze moet zich inderdaad niet enkel op jongeren richten, maar ook op volwassenen. Ernstige alcoholproblemen ontwikkelen zich geleidelijk en komen dikwijls pas tot uiting vanaf 35-45 jaar.
  • Een groot deel van de overheidsuitgaven, voor o.a  preventie, vroeginterventie, harm reduction en online hulpverlening, berust op projectfinanciering. Met een voortdurende onzekerheid tot gevolg, voor zowel de uitvoerders van deze projecten als de doelgroep waarop men zich richt. Wanneer proefprojecten doelmatig blijken te zijn, moet de mogelijkheid geboden worden tot structurele financiering. Anders blijven ze een maat voor niets.
  • In een interview op Radio 1, sprak onderzoekster Freya Vander Laenen zich niet uit over de kwaliteit van het huidige drugsbeleid in België. Tijdens een hoorzitting in het Vlaamse parlement rond jeugdzorg, sprak ze wel duidelijke taal. Volgens haar is er in dit verband nood aan een radicale omschakeling. Die  zou zich moeten vertalen in een “jaarlijkse daling van de centen voor residentiële zorg en een stijging voor alle andere voorzieningen”.

Meer info

Persbericht Drugs in cijfers III: overheidsuitgaven voor het drugsbeleid in België (pdf)
Persbericht op ‘deredactie.be’ + interview met Freya Vander Laenen op VRT radio

Do’s and don’ts in een integraal en geïntegreerd drugbeleid (pdf)

Hoorzitting Vlaams parlement over jeugdzorg met o.a. Freya Vander Laenen

Gids naar een betere geestelijke gezondheidszorg (i.v.m. artikel 107) (pdf)

2 Replies to “Onderzoek drugsbeleid in België”

  1. Alcohol- en drugproblematiek verdienen aandacht en dus ook voldoende werkingsmiddelen. Maar het is wel duidelijk dat die middelen anders en beter kunnen ingezet worden dan tot nu toe het geval is. In eerste plaats is er dringend nood aan meer transparantie over de geldstromen die naar de drughulpverlening vloeien. Er is geen enkel overzicht over het geheel en dat leidt ongetwijfeld tot wildgroei aan de ene kant en te weinig middelen aan de andere kant. Er moet dus volgens mij niet in de eerste plaats voor meer geld gezorgd worden, maar wel voor een betere besteding ervan.
    Verder blijft het hulpverleningslandschap in Vlaanderen veel te versnipperd over een veelheid aan organisaties, lokale initiatieven, projecten, enz. Ik pleit niet voor 1 centraal geleide structuur, maar wel voor meer duidelijkheid op dit gebied. Iemand die in de problemen zit ziet dikwijls door het bos de bomen niet (als hij het bos al ziet). Sociale diensten allerlei zijn dikwijls evenmin op de hoogte van wat er allemaal bestaat. Het is te gek dat wanneer iemand hulp wil zoeken, hij eerst alle energie moet steken in de zoektocht zelf.

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *