Onderzoek Alcoholhulp door Liesbet Laenen

Liesbet Laenen deed in het kader van een masterproef onderzoek bij Alcoholhulp. Promotor was Prof. Dr. Patricia Bijttebier en copromotor Prof. Dr. Laurence Claes. De opzet was om na te gaan of er significante verschillen zijn tussen ‘snelle afhakers’ en mensen die effectief starten met het begeleidingsprogramma van alcoholhulp.be. Er werden echter weinig significante verbanden gevonden die konden discrimineren tussen beide groepen. Het blijkt ook moeilijk om deze verbanden te duiden. Er kwamen wel andere relevante gegevens tevoorschijn.

‘Snelle afhakers’

Vanaf het begin kregen we bij het online begeleidingsprogramma van Alcoholhulp te maken met ‘snelle afhakers’. D.w.z. mensen die zich de moeite getroosten een screening te doorworstelen van een 40-tal vragen, om daarna volledig te verdwijnen en soms zelfs niet meer in te loggen op de website. Er vindt in dat geval geen enkel contact met een hulpverlener plaats: berichten van hulpverleners worden niet beantwoord en er kan geen afspraak gemaakt worden voor een chat.

Een gedeelte van deze aanmelders zijn waarschijnlijk gewoon nieuwsgierig en willen eens een kijkje ‘achter de schermen’ nemen. Anderen melden zich mogelijk aan met een ‘goed voornemen’ of in een ‘bui van overmoed’. Maar globaal gezien weten we eigenlijk niet waarom deze mensen afhaken.

Tijdens de beginperiode waarin de website operationeel werd bedroeg hun aantal bijna 46%! De onderzoeksgroep dateert uit deze periode. Het aantal van deze ‘snelle afhakers’ is daarna gezakt. Het varieerde tussen 30-40% bij enkele tussentijdse metingen en lijkt momenteel verder te dalen. Dit is mogelijk een gevolg van een vereenvoudigde aanmeldingsprocedure en het feit dat aanmelders sneller een bericht ontvangen van een hulpverlener, ook al moeten ze even wachten vooraleer met het programma te starten. Verder wordt er bij aanvang ook geen enkele deelnemer meer geweigerd. Wanneer de online behandeling niet aangewezen blijkt, dan wordt er geprobeerd een verwijzing te realiseren via een aantal chatgesprekken.

Onderzoeksresultaten

dropout

Aan Liesbet Laenen stelden we de vraag om via analyse van de screeningdata na te gaan of er discriminerende factoren zijn tussen (snelle) ‘afhakers’ en ‘volhouders’. De onderzochte groep betreft een 500-tal deelnemers die zich aanmeldden in de periode 2009 en begin 2010, dus vlak na het opstarten van de website. Voor volgende kenmerken kwamen statistisch significante resultaten tevoorschijn:

  • Mannen waren eerder geneigd om snel af te haken dan vrouwen.
  • Universitair geschoolden hadden meer de neiging om snel af te haken dan hoger niet-universitair geschoolden. Andere opleidingsniveaus situeren zich tussen deze twee groepen in.
  • Bij de deelnemers tussen 65 en 70 jaar zitten meer mensen die onmiddellijk afhaken dan bij de andere leeftijdsgroepen.
  • Er zijn significant meer snelle afhakers bij deelnemers die rapporteerden in vechtpartijen betrokken te raken wanneer ze onder invloed waren.
  • Ook blijken diegenen die meer opmerkingen krijgen over hun drinken vanwege hun werkgever of collega’s sneller geneigd om onmiddellijk af te haken. Dit effect deed zich niet voor bij deelnemers die opmerkingen kregen van partners, familieleden, kennissen of vrienden.
  • Bij de groep van ochtenddrinkers haakten meer mensen snel af wanneer ze dit wekelijks deden, dan wanneer dit (bijna) dagelijks voorkwam.
  • Deelnemers die minder gemotiveerd zijn, zoals gemeten door de RCQ (Readiness to Change Questionaire), haken ook sneller af. Ze gaven minder aan in een fase te zitten dat ze moesten nadenken over hun drinken, en vonden dit eerder tijdverspilling. Ze bleken ook minder belang te hechten aan het veranderen van hun drinkgewoontes.
  • Deelnemers die aangaven nog andere doelen te willen bereiken dan louter hun drinken veranderen, waren over het algemeen minder geneigd om snel af te haken.

Een aantal van hogergenoemde resultaten zijn niet zo eenduidig te interpreteren. Ze leveren ook geen factoren op die in voldoende mate kunnen voorspellen of deelnemers zullen doorgaan of niet, laat staan of ze het programma succesvol zullen doorlopen. We mogen ook niet uit het oog verliezen dat het onderzoek een momentopname betreft uit de periode dat het programma pas operationeel geworden was. Ondertussen zijn een aantal zaken veranderd, zoals hierboven beschreven.

Enkele hypotheses:

  • Speelt de mate van ‘impulsiviteit’ een rol waardoor mannen en mensen die vechten onder invloed sneller afhaken?
  • Zijn mensen die (bijna) dagelijks ochtenddrinken zich meer bewust van het feit dat ze een probleem hebben?
  • Haken 65-plussers sneller af wegens mindere computervaardigheden? Wat opleidingsniveau betreft zijn de groepen ‘lager onderwijs’ en ‘lager secundair onderwijs’ ook het minst vertegenwoordigd in de onderzochte groep (hoewel ze niet significant sneller afhaken).
  • Staan deelnemers die opmerkingen krijgen van werkgevers of collega’s meer onder externe druk en zijn ze minder intrinsiek gemotiveerd?
  • Is het van belang deelnemers te stimuleren om ook andere doelstellingen na te streven, dan enkel en alleen het drinkpatroon te veranderen? Intuïtief gaan we ervan uit dat dit zeker van belang is en stimuleren we dit ook tijdens het programma.

Overige relevante resultaten

alcoholhulp onderzoek

Via het onderzoek wordt nogmaals bevestigd wat we voordien reeds wisten: de online alcoholhulpverlening bereikt in verhouding meer vrouwen, hogergeschoolden en mensen die werken, dan de ambulante hulpverlening. Gelijkaardige bevindingen constateerde men eveneens bij onderzoeken in Nederland (o.a. bij ‘Alcoholdebaas’ en Jellinek). De analyse van de screeninggegevens van deelnemers bracht echter nog meer relevante gegevens aan de oppervlakte (periode 2009 en begin 2010). Hieronder de belangrijkste.

Wat alcoholgebruik betreft voldoet de meerderheid van de aangemelde deelnemers aan de criteria voor alcoholmisbruik of -afhankelijkheid:

  • Bijna 60% rapporteert ontwenningsverschijnselen (overmatig zweten, beven, vermoeidheid, hoofdpijn,…).
  • Bijna 42% geeft aan minstens wekelijks controleverlies te ervaren wat drinken betreft. Voor bijna 30% komt dit dagelijks voor.
  • Ruim een derde van de deelnemers drinkt wel eens alcohol vanaf ’s morgens. Bijna 11% doet dit wekelijks, een goede 6% dagelijks.
  • Bijna de helft ondervindt alcoholproblemen tussen één en vijf jaar, een kleine helft (46%) sedert 6 jaar of langer.
  • Bijna 98% heeft schuldgevoelens over het drinken, 89% ervaart geheugen- of concentratiestoornissen.

Over de sociale gevolgen en de effecten op de omgeving:

  • Meer dan 81% laat verstaan dat hun omgeving zich zorgen maakt over het drinken. Bijna 60% krijgt opmerkingen van de partner, 41% van familieleden, 30% van vrienden of kennissen, 9% vanuit de werksituatie.
  • 89% vindt van zichzelf dat andere bezigheden of verplichtingen verwaarloosd worden wegens het drinken.
  • Bij een kleine helft van de deelnemers is de huisarts op de hoogte van de alcoholproblemen, bij de andere helft niet (of gaat men hiervan uit).
  • Bijna 22% is wel eens in fysiek geweld verwikkeld geraakt, wanneer ze onder invloed waren.
  • Ongeveer 24% rapporteert problemen gehad te hebben met de politie ten gevolge van drinken (vooral rijden onder invloed, maar ook agressie en openbare dronkenschap).
  • Bij een derde van de deelnemers is de reden tot aanmelding een crisis die zich heeft voorgedaan in de directe omgeving (ongeval, relatieproblemen, agressie,…).

Een meerderheid van deelnemers vermeld nog andere problemen naast het drinken:

  • 78% vermeld slaapproblemen.
  • Bijna 77% rapporteert depressieve klachten. Meer dan een derde van de deelnemers geeft ook aan zelfmoordgedachten gehad te hebben tijdens de laatste 3 maanden voor de aanmelding! (9% éénmalig, 21,1% meerdere keren en 2% dagelijks). Van diegenen met suïcidegedachten zegt ook de helft ooit reeds een zelfmoordpoging ondernomen te hebben.
  • Bijna twee derden geeft aan last te hebben van diverse angstklachten.
  • Seksuele problemen worden door bijna de helft van de deelnemers gerapporteerd.
  • Meer dan 37% zegt ook regelmatig een oncontroleerbare drang tot overeten te hebben.
  • Slechts 13% geeft aan soms ook andere drugs te gebruiken (vooral cannabis en cocaïne). Medicatiegebruik wordt meer gerapporteerd, maar dit kon moeilijk statistisch verwerkt worden wegens de grote diversiteit van antwoorden op een open vraag.

Bovenstaande geeft aan dat onze hulpverleners ‘breder’ moeten kijken en zich niet enkel mogen beperken tot de alcoholproblemen. Alhoewel er in praktijk dikwijls een nauwe samenhang is tussen deze ‘bijkomende’ problemen en de mate van alcoholgebruik. Maar wanneer deze klachten langere tijd aanhouden nadat het alcoholgebruik sterk geminderd of gestopt is, moet verwijzing steeds ter sprake worden gebracht.

Waarom kiezen deelnemers voor  internetbegeleiding?

  • Bijna 38% geeft aan ‘omdat het van thuis uit mogelijk is’. Hier worden diverse redenen voor opgegeven: zich moeilijk kunnen vrijmaken wegens werkomstandigheden of familiale verplichtingen, maar ook schaamte, of intensiever met de therapie willen bezig zijn.
  • Ruim een derde vindt de anonimiteit zeer belangrijk.
  • Ruim 12% vindt dat ze de therapie dan ‘meer zelf in handen hebben’.
  • 6% omdat ze negatieve ervaringen hadden met andere vormen van hulpverlening.

Welke doelen stelt men zich bij de aanmelding?

  • Meer dan de helft wil leren minderen met drinken, iets minder dan de helft wil volledig stoppen.
  • Een derde geeft ook aan te willen voorkomen dat ze terug te veel gaan drinken.
  • Een klein vijfde geeft aan nog andere doelen na te streven. Deze mensen haken significant minder af.

Liesbet Laenen: ‘Exploratief onderzoek naar de kenmerken van deelnemers aan een online hulpverleningsprogramma voor alcoholproblemen: www.alcoholhulp.be’
Promotor: Prof. Dr. Patricia Bijttebier
Copromotor: Prof. Dr. Laurence Claes 

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *