Wanneer is blended hulp geschikt?

In talrijke onderzoeken werd aangetoond dat online hulpverlening effectief kan zijn bij o.a. angst, verslaving en stemmingsstoornissen. Opvolging of begeleiding door een hulpverlener (via online berichten of chat) is hierbij een belangrijke meerwaarde, want verhoogt de effectiviteit en voorkomt vroegtijdige uitval. Het lijkt dus een logische stap om online interventies te combineren met reguliere face-to-face behandelingen (de zogenaamde ‘blended care’) om het hulpaanbod uit te breiden en te verbeteren. Is blended hulpverlening dan ‘the best of both worlds‘? Mogelijk wel, maar niet altijd en niet als vanzelfsprekend.

Onderzoek rond blended hulpverlening is nog relatief schaars en toont wisselende resultaten. Vaak omdat de manier waarop blended care wordt ingezet zeer verschillend kan zijn en vaak ook omdat de concrete implementatie ervan nog in de kinderschoenen staat. Op basis van het beschikbare onderzoek formuleerde het Centrum voor eHealth (Universiteit Twente) een aantal aandachtspunten die zowel betrekking hebben op de hulpverleners, als op de deelnemers en op de interactie tussen beiden (Wentzel, e.a., 2016). In samenwerking met verschillende GGZ-instellingen werd een ‘Fit for Blended Care‘ instrument ontwikkeld.

Uitgangspunten (Wentzel e.a., 2016)

Het online aanbod en de rechtstreekse contacten moeten zoveel mogelijk een geïntegreerd geheel vormen. Wanneer het twee losstaande trajecten zijn, dan kan dit geen meerwaarde opleveren. Het heeft dus weinig zin als een hulpverlener een cliënt toegang geeft tot een online platform, maar er dan verder geen aandacht aan besteedt.

Wat een cliënt online doet aan de hand van interactieve oefeningen, zelf-monitoring en het doornemen van psycho-educatie, biedt materiaal waar tijdens face-to-face contacten verder kan op ingegaan worden. Omgekeerd kunnen thema’s die tijdens directe contacten ter sprake komen aanleiding zijn om bepaalde online opdrachten aan te bieden, waarmee de cliënt in zijn natuurlijke omgeving aan de slag kan.

Beide componenten bieden dus een gelijkwaardige bijdrage aan het herstelproces van een cliënt. Herstel betekent dat iemand mogelijkheden vindt om na verloop van tijd terug op eigen kracht verder te kunnen en opnieuw meer levenskwaliteit te ervaren.

In praktijk komt het erop neer om per cliënt een evenwichtige ‘blend’ te vinden tussen reguliere en online interventies. Dat betekent dus niet dat het standaard om een 50-50 verhouding hoeft te gaan. Sommige cliënten willen sneller zelfstandig aan de slag gaan. Anderen hebben episodisch meer persoonlijke ondersteuning nodig.

Er komt een zekere mate van flexibiliteit te pas bij het aanbieden van online interventies, net zoals dat bij face-to-face contacten het geval is. Het kan dus niet de bedoeling zijn om krampachtig aan een protocol vast te houden. Online therapeutische programma’s hebben doorgaans een logische, theoretisch gestructureerde opbouw. Maar dit is lang niet altijd in overeenstemming met de evolutie die een cliënt doormaakt. Iedere cliënt is anders en kan op verschillende manieren baat vinden bij online interventies. Hierbij zal niet steeds een ’therapeutische logica’ gevolgd worden.

Het inzetten van blended hulp gebeurt best op basis van overleg tussen hulpverlener en cliënt. Hoe meer deelnemers inspraak hebben rond het gebruik van online hulpmiddelen, hoe meer ze er actief gebruik van zullen maken.

Kan blended hulp voor cliënten werken of niet?

Uit het artikel van Wentzel e.a. (2016) kunnen een aantal exclusiecriteria, fasciliterende factoren en hinderpalen afgeleid worden:

1/ In praktijk blijken er weinig criteria te zijn waarbij blended hulpverlening (al dan niet voorlopig) dient uitgesloten te worden. Deze zijn:

  • Cliënt heeft geen toegang tot een computer met een goede internetverbinding.
  • Cliënt beschikt niet over een rustige werkplek om met het online aanbod bezig te zijn.
  • Cliënt beschikt niet over enkele basisvaardigheden om met een computer om te gaan of te surfen op het internet.
  • Het is onduidelijk wat de behandeldoelen zijn of er is geen online aanbod beschikbaar dat aansluit bij het doel van de begeleiding.
  • Er is een acute crisis of er zijn acute medische problemen die het onmogelijk maken om online aan problemen/oplossingen te werken.
  • Cliënt beschikt niet over de minimale verstandelijke mogelijkheden om met het online aanbod te werken (naar schatting IQ < 80). Tenzij het online programma specifiek bedoeld is voor deelnemers met verstandelijke beperkingen.

2/ Wat zijn faciliterende factoren voor blended hulpverlening:

  • Cliënt geeft de voorkeur aan blended hulp wegens praktische redenen (minder tijdverlies, van thuis mogelijk,…) of wegens angst voor stigma.
  • Cliënt gaat ervan uit zich vanop afstand even goed of zelfs nog beter en opener te kunnen uitdrukken, dan bij direct contact.
  • Cliënt is vertrouwd met lezen en schrijven, en kan zich vrij goed schriftelijk uitdrukken.
  • Cliënt is graag zelfstandig bezig en kan ook de nodige discipline opbrengen om dat te doen.
  • Cliënt staat positief tegenover internetinterventies en stelt er vertrouwen in.
  • Er is reeds een goede werkrelatie met de hulpverlener of de cliënt verwacht dat deze zal ontstaan.
  • Cliënt heeft sociale steun in de directe omgeving.

3/ Wat zijn mogelijke hinderpalen:

  • Cliënt staat eerder negatief tegenover het gebruik van een computer.
  • Cliënt twijfelt er sterk aan of hij zich schriftelijk voldoende goed kan uitdrukken (tenzij er ook een niet tekstgebonden online aanbod is).
  • Cliënt kan moeilijk zelfstandig werken of is weinig bereid er tijd voor vrij te maken.
  • Cliënt heeft veel last van cognitieve problemen (zoals concentratiestoornissen en vergeetachtigheid) of heeft acute psychosociale problemen (die veel aandacht opeisen).
  • Cliënt ondervindt weinig sociale steun in zijn omgeving.

Het Fit for Blended Care instrument

Om voorafgaandelijk aan blended care een goede inschatting te kunnen maken, ontwikkelde het Centrum voor eHealth (Universiteit Twente) een screeningsinstrument. Enkele vragen zijn exclusief voor de cliënt bedoeld, andere voor de hulpverlener, de overige vormen de basis voor overleg tussen beide.

Bronnen

Een reactie achterlaten

Je e-mailadres zal niet getoond worden. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *